Reeuwijkse Reeks nr.1, uit aug. 1989
Gouda heeft onder andere zijn Coornhert, Delft heeft Antonie van Leeuwenhoek, Woerden heeft Jan de Bakker en Barneveld heeft zijn Jan van Schaffelaar. Allemaal personen waarvan de in de geschiedenis boekjes ook de plaats van geboorte of van inwoning vermeld staat. Heeft Reeuwijk ook van zulke bekend geraakte persoonlijkheden?
Weinig, is het antwoord weinig. Omdat Reeuwijk en de omliggende gemeenten of buurtschappen zoals Sluipwijk, Stein, Middelburg, Oudkoop, Driebruggen en Waarder even lang inwoning boden aan hardwerkende boeren, vissers, eenvoudige handwerkslieden en later ook veenmannen, schippers en dergelijke. De kans dat een dergelijke gemeenschap een persoon zou voortbrengen die de vaderlands geschiedenisboekjes haalt, is uiteraard maar erg gering. Toch zijn er een paar personen die dat wel gepresteerd hebben. En over hen willen wij in deze reeks schrijven. In deze aflevering willen we het hebben over Johan Arnold Zoutman, de volgens de analen in Reeuwijk-brug geboren zoon van de Johan Arnold Zoutman senior en Anna Margaretha van Petcum, die de naam Zoutman eens zouden uitdragen tot ver over de grenzen van de kleine plattelandsgemeente van zijn geboorte. Maar laten we beginnen bij het begin. In het huis “Kantwijk” dat gestaan moet hebben in de omgeving waar nu de Ichthuskerk staat, woonde in 1724 het echtpaar Johan Arnold Zoutman en Anna Margaretha van Petcum. Johan Arnold was pleit bezorger (advocaat zou men nu zeggen), voor de gerechtshoven van Holland en Zeeland. Daarnaast was hij doctor in de geneeskunde, de wijsbegeerte en de beide rechten. Voorwaar een wijs man! Zijn vrouw, Anna Margaretha was de dochter van Harmen van Petcum, die minister en geheimraad was van de Hertog van Sleeswijk-Holstein en resident van die vorst bij de staat der Verenigde Nederlanden. Ook geen onbetekenende familie dus.
In het dagboek van de Hervormde Gemeente van Sluipwijk, dat begint op 20 oktober 1686 en dat loopt tot 2 augustus 1778 en bewaard wordt in het Algemene Rijksarchief te Den Haag vinden we vermeld:
“1724 ‘den 14 mei is gedoopt het kint van mr. Johan Arnold Zoutman, doctor in de beide rechten wijsbegeerte en geneeskunde, advocaat voor de respective hoven van Justitie in Hollant, de moeder Anna Margaretha van Petcum, gevader en getuige is de heer Johan Norre met juffrouw Sarah Buckingam deszelfs huisvrouw gemoeder. Het kint Jan Arnold”.
Het kind werd op 10 mei 1724 geboren. Jan Arnold heeft nog een aantal broertjes en zusjes gehad. Hetzelfde doopboek vermeldt de volgende kinderen:
Antonia Sarah Johanna gedoopt op 18 oktober 1722 en overleden op 17 november 1722 te Reeuwijk,
Jan Arnold zoals boven de reeds is vermeld,
Dirk Antony Adriaan gedoopt op 13 mei 1725,
Geertruyda Maria Charlotte gedoopt op 2 juni 1726 en overleden op 28 juli 1726,
Antony Hendrik gedoopt op 21 december 1727 en overleden op 6 juni 1728,
Antony Hendrik gedoopt 27 april 1732 en overleden te Reeuwijk op 25 mei 1732.
Van de zes kinderen werden dus alleen Johan Arnold en Dirk Antony Adriaan volwassen! Ook vader Johan Arnold Zoutman overlijdt te Reeuwijk, want op 9 april 1745 wordt bij de gaarder zijn overlijden aangegeven .
In de lentemaand van 1737, toen de jonge Zoutman dus nog maar 13 jaar oud was, trad hij als adelborst in de zeedienst bij de admiraliteit van Amsterdam. Zo jong zoiets doen was in die tijd niet ongebruikelijk. Hij was een erg vlotte leerling met kennelijk een goed verstand, want al in 1742 werd hij luitenant en daarna voor de het commandeurschap ook heel snel. In 1750 werd de toen 26-jarige Zoutman door Prins Willem IV bevorderd tot extra-ordinaris-kapitein. 19 Jaar later werd hij door Stadhouder Willen V bevorderd tot supernumerair schout-bij-nacht bij de admiraliteit van Amsterdam.
Hij maakte toen vele zeereizen, waarover niet veel bijzonders is te vermelden. Zijn activiteiten op zee betroffen het beschermen van de koopvaardijvloot tegen de vele kapers die met hum lichte en makkelijk wendbare scheepjes menige logge koopvaarder verschalkten. De Admiraliteiten stelden oorlogsschepen ter beschikking die de koopvaarders op hun thuisreis opwachtten en door het onveilige gebied heen loodsten, dan wel dit deden op hun uitreis.
Berucht waren het Nauw van Calais en de Noordzee. De Hollandse oorlogsvloot raakte in de tweede helft van de 18e eeuw in verval; ten gevolge hiervan vergrootte Engeland zijn gezag op zee.
De kooplieden en reders vroegen echter om bescherming. Dit werd door stadhouden Willem V aangevoeld, hetgeen en toe leidde dat hij met alle mogelijke middelen de vloot versterkte.
Toen er een voldoende groot eskader was geformeerd, durfde de Republiek weer een vuist tegen Engeland te maken. Dit was hard nodig, want op 20 december 1780 had Engeland openlijk de republiek de oorlog verklaard. Door deze oorlog leed de koopvaardij grote verliezen, de Engelsen namen tientallen rijkbeladen koopvaarders in beslag. Daar moest wat aan het gebeuren en dat moest onder andere Zoutman doen. Echter, oorlogvoeren op zee was voor hem niet iets waarin hij zich bekwaamd had. Toch werd hem opgedragen als opperbevelhebber van een eskader oorlogsschepen op te treden: ook de onder hem geplaatste bevelhebbers misten oorlogservaring. De tijden van Tromp en de Ruyter waren al lang voorbij!
Op 20 juli 1781 vertrok Zoutman op het schip “Admiraal de Ruyter” van de rede van Texel naar zee om de 72 koopvaarders, die op reis zouden gaan naar het Oostzeegebied ,op te halen. Pas op 25 juli kon hij op het Vlie voor anker gaan, tegenwind zorgde voor die vertraging. Op 1 augustus vertrokken de schepen, het eskader bestond uit zeven oorlogsschepen, te weten:
- de “Admiraal de Ruyter” met stukken 68 stukken geschut onder Van Kinsbergen
- de “Admiraal Piet Heyn” met 54 stukken geschut onder van Braam
- de “Batavier” met 54 stukken geschut onder Baron van Bentinck
- de “Erfprins” ook met 54 stukken geschut onder Braak
- de “Argo” met 40 stukken Geschut onder Staringh
De vloot was in twee delen gesplitst, één deel zou onder bevel van Zoutman naar de Sont stevenen, terwijl het andere deel onder bevel van van Kinsbergen naar Drondheim zou varen om de koopvaarders die daar lagen naar de thuishaven te begeleiden. De koopvaarders onder bescherming van Zoutman zouden naar Petersburg, Riva en Narva gaan.
Op 1 augustus begon dus de reis met een gunstige wind…. Op 4 augustus veranderde die op de Doggersbank in een nadeel. Om te weten te komen of er Engelse oorlogsgepen in de buurt lagen werden er rondvarende schepen gepraaid, maar zonder resultaat. Op 5 augustus ontdekte men een groot aantal vreemde schepen. Zoutman beval om alles voor een confrontatie in gereedheid te brengen. Al snel werd bekend, dat de vloot die men op ongeveer twee zeemijlen afstand ontwaarde een vijandelijk convooi was dat op 26 juli de Sont had verlaten. Die vloot bestond uit 11 oorlogs-schepen, 4 kotters en stond onder bevel van de Engelse vice-admiraal Parker, die zich aan boord van de “Fortitudo” bevond.
Om 7 uur ’s morgens toonden de Engelsen hun vlag en kwamen met acht schepen in linie op de Hollanders af, daarbij het convooi onder bescherming van enige fregatten achterlatend. Zoutman ging eveneens in linie met zijn zeven oorlogsschepen, de Hollandse vlag in top. De Engelse waren nog maar nauwelijks op schootsafstand, of Zoutman beval de bloedvlag te hijsen. Door windvoordeel en een groter aantal schepen en stukken geschut dachten de Engelsen een gemakkelijke prooi binnen te kunnen halen. Er ontstond een fel gevecht met een zich dapper werende Hollandse vloot. Al vrij snel werd kapitein Baron van Bentinck gewond, het bevel werd overgenomen door kapitein Bosch. Zoutman was zelf in hevig gevecht gewikkeld met de Engelse vice-admiraal, beiden wisten van geen wijken. Zoutman werd dat zat en besloot om een beslissing te forceren door de Engelsman te enteren. De Engelse bevelvoerder wilde echter door het wenden van de steven en het daarna proberen dwars door de Hollandse Linie te varen verwarring te wekken. Maar dat mislukte…. Hij staakte daarop zijn aanval, die tot dan 3 uur had geduurd. De kapiteins onder Zoutman vroegen deze om de strijd te mogen voortzetten, omdat zij overwinningskansen zagen. En ontstond wederom een fel gevecht, dat dankzij knap manoeuvreren van de Hollandse schepen eindigde met de vlucht van de Engelsen.
Als gevolg van de opgelopen schade aan zijn schepen besloot Zoutman om de Engelsen niet te achtervolgen. Het aantal doden aan Hollandse kant bedroeg 240, terwijl er 403 gevonden werden geteld. Ook de Engelsen hadden erg veel schade opgelopen en konden maar amper hun thuishaven bereiken. In die havens roep het toegestroomde volk vol ontzetting en verbazing uit: “De Trompen er de Ruyters leven nog!”
Tot zover de slag op de Doggersbank, die door de Hollandse vloot onder bevel van een in Reeuwijk geboren schoot-bij-nacht op zo’n schitterende manier werd gewonnen. De prins was uiteraard zeer verheugd over deze goede afloop.
Hij benoemde Zoutman tot vice-admiraal van Holland en West-Friesland, terwijl de vier oudste kapiteins, Dedel, Bentinck, Van Braam en Van Kinsbergen tot schout-bij-nacht werden bevorderd. Zoutman kreeg als speciale beloning nog een gouden gedenkpenning ter waarde van 1300 gulden, en wat in die tijd zeer bijzonder was de officieren, matrozen en soldaten van elk schip, krijgen ieder 2 maanden soldij! Bovendien het kon niet op…. Schonk de prins uit eigen middelen aan Zoutman een gouden degen!
Hoe ging het verder met onze bekende Reeuwijker? In 1782 werd hij kapitein van een compagnie en tevens kolonel-commandant van een bataljon mariniers. Het aanbod om luitenant-admiraal van Holland te worden wees hij echter van de hand omdat het nadeel zou opleveren voor enige bevriende collega vlagofficieren. De prins kende hem echter een pensioen toe van 2400 gulden per jaar, in gaande op de dag voor de roemruchte zeeslag. De oorlog met Engeland werd overigens op 20 mei 1784 beëindigd. De vrede die daarna werd getekend hield echter geen schadeloosstelling in de voor de kooplieden… hun ontevredenheid jegens de regering nam hand over hand toe en met name de positie van de Stadhouder werd steeds wankeler.
In 1791 werd Zoutman door de prins tot buitengewoon en twee jaar later tot gewoon Luitenant-admiraal bij het Amsterdams College en tot inspecteur en commandant van het korps Zee-artilleristen benoemd. Op de 7e mei 1793 overleed hij te ‘s-Gravenhage in de ouderdom van bijna 68 jaar.
Met een jacht werd zijn stoffelijk ovenschot naar Geertruidenberg vervoerd en aldaar in het familiegraf van zijn vrouw bij gezet. Door zijn vrienden werd later een kleine gedenknaald op zijn graf geplaatst. Zijn vrouw verkocht overigens in het jaar van zijn overlijden het huis aan de Tiendeweg te Gouda aan Jacob de Groot.
Zo eindigt de geschiedenis van Johan Arnold Zoutman, een man die door zijn geboortegemeente geëerd werd door een gedeelte van de hoofdverbindingsweg tussen Gouda en de Rijksweg Den Haag/ Rotterdam-Utrecht en het bedrijventerrein naar hem te vernoemen.
De stad Gouda eerde hem door het vernoemen van een straat en een plein ook onze bekende inwoner!
Overgenomen uit Reeuwijkse Reeks nr. 1 (aug. 1989) en bewerkt door Cornelis Hagen met toestemming van het Streekmuseum Reeuwijk.