De wonderdokter van Reeuwijk | Streekmuseum Reeuwijk

Leen van der Werf
29 okt

Uit de Reeuwijkse Reeks Aug 2000

Geneeskrachtige kruiden uit de natuur zijn al duizenden jaren bekend.  Hippocrates (460-337 v. Chr.) werkte al met kruiden evenals Galenus (130-20). De Kruidentuinen van de non Hildegard von Bingen    (1098-1179) waren wereldberoemd. Haar praktische hulp aan de zieke mens was voor de geneeskunde van haar tijd van grote betekenis. En ook de dichter Ovidius wees er op dat in het vrijeveld niet alleen kwaad onkruid en dissels groeiden, maar ook vele gezonde planten. Hij dichtte:

Het veld dat geeft ons heilzaam groen,
ook veel dat hinder placht te doen
en wie toch is er nooit gegaan
waar rozen bij de dissel staan?

 

In het verleden had elk dorp wel zijn eigen kruidenboertje of kruidenvrouwtje. De oudere Reeuwijker herinnert zich ongetwijfeld nog het Reeuwijkse boertje Leen van der Werf, achteraan de oud Reeuwijkseweg, dat met name in de jaren 30 een zeer drukke praktijk had. Velen die met hun klachten bij hem kwamen, vonden baat bij de kruiden die hij voorschreef. Aanvankelijk hield Van der Werf zitting in zijn boerderij. Maar toen de stroom mensen groeide en groeide, verplaatste hij zijn spreekuur naar de naastgelegen daggelderswoning, nu een alleraardigst wit geschilderd woonhuis, die hij voor dit doel liet verbouwen. Aan het huisje, dat door de kinderen Van der Werf wel het ziekenhuis werd genoemd, werd een stuk aangebouwd.
Er kwamen een wachtkamer met banken rondom, een barretje en een hal met toiletten. Een meisje deelde de nummers uit, zodat iedereen op eerlijke wijze aan de beurt kwam. Het boertje kweekte zijn geneeskrachtige kruiden aanvankelijk zelf op een akkertje achter zijn woning. Ook liet hij wel enkele Reeuwijkers kruiden voor hem kweken. Afhankelijk kon hij zijn praktijk toch combineren met zijn werk als veehouder. Maar toen hij door mond tot mondreclame uiteindelijk bekendheid kreeg in het hele land, moest hij het werk op de boerderij aan zijn zoons overlaten. Later betrok hij zijn genees-krachtige kruiden uit Schiedam. Regelmatig werden hele pakketten door een bodedienst afgeleverd. Dries van Vuuren uit Gouda, die bij het boertje in dienst was, had handen vol werk om alle kruiden voor de patiënten klaar te maken.  Verder werkte Leen ook wel met homeopatische druppels, die hij betrok van een arts uit Gouda. Daar voerde hij af en toe ook overleg mee.

Leen van der WerfVeel mensen, die bij het boertje aanklopten, hadden eerst veelal de reguliere weg bewandeld, (huisarts, streekziekenhuis of academisch ziekenhuis) zonder daar baat bij te hebben gevonden. Regelmatig kon de wonderdokter van Reeuwijk, zoals Van der Werf werd genoemd, hun klachten alsnog verhelpen. En de dank was groot. Paling uit Volendam en druiven uit het Westland vonden een weg naar de woning van het boertje. Voor de drie dochters Van der Werf maakte een edelsmid die was genezen, respectievelijk een gouden ring, een gouden kruisje en een gouden sierspeld. En zo waren er vele blijken van dankbaarheid. “Maar nooit gaf vader de mensen valse hoop” aldus  mevrouw Agaat de Jong-van der Werf (74), de jongste dochter van het kruidenboertje, al jaar en dag wonend in Nieuwerkerk aan de IJssel. Als hij iemand niet kon helpen zei hij dat eerlijk. Leendert van der Werf was getrouwd met Johanna Stolwijk. Samen kregen zij negen kinderen, zes jongens en drie meisjes. Twee dochters zijn nu nog in leven (in 2000). Het boertje had de interesse in kruiden niet van een vreemde. Hij werd geboren aan de aan het Reyerskoop in Boskoop. Zijn vader, Wiro van der Werf, schreef mensen met klachten ook wel kruiden voor, maar meestal behandelde hij toch ziek vee. Leen nam de belangstelling van zijn vader over en verdiepte zich bovendien in tal van dikke boeken om steeds meer kennis te vergaren. Ook verteld dochter Agaat tot haar 30e jaar nooit bij een arts te zijn geweest. We waren een gezond gezin en als er al eens iets was, dan wist vader wel raad. Van zijn praktijk is hij niet echt rijk geworden, aldus mevrouw De Jong-Van der Werf. Wel hebben we in de crisistijd nooit armoede gekend. En dat kan niet van iedereen worden gezegd.

Anekdotes.
Zij herinnert zich nog goed de geschiedenis van de pastoor en de kapelaan ,die op zekere dag bij haar vader om advies kwamen vragen. De pastoor had klachten maar sprak met de kapelaan af dat hij zou voorwenden gezondheidsproblemen te hebben. Nadat de Kapelaan zijn verhaal had gedaan keek het broertje Van der Werf het tweetal eens even goed aan en werkte op: Niet u maar meneer pastoor is ziek”. Hij had de zaak dus meteen door. “Mijn vader was dan wel een rustige man, maar hij liet zich zeker niet bedriegen of op zijn kop zitten” aldus mevrouw De Jong.
En zo zijn er meerdere anekdotes. Op een keer meldde zich een boer bij Van der Werf met pijn in het lijf en vroeg het kruidenboertje of hij daar iets aan kon doen. “Breng morgenochtend maar een flinke fles met ochtendurine”, was het antwoord. De patiënt die zich nogal argwanend tegen een mogelijke “kwakzalver” opstelde, keerde de volgende dag met een flinke fles met urine terug.  Leen hield de  inhoud ervan tegen het licht en dan keek er zeer kritisch naar. Vervolgens merkte hij op: “Geef je drachtige merrie maar goeie haver”. En had de truc van de man, die een fles paardenpis had meegenomen, meteen door.

Van een heel andere orde is het verhaal rondom Dokter J. van Staveren, in die tijd als huisarts in Reeuwijk werkzaam. Van Staveren wilde helemaal niets met het boertje van doen te hebben en zeker niet met hem samenwerken. Maar toen hij op een keer op de Oud-Reeuwijkseweg autopech kreeg, moest hij, zij het op geheel andere wijze, wel van de diensten Van der Werf gebruik maken. Nog maar weinigen waren in die dagen aangesloten op het telefoonnet. Het kruidenboertje met zijn drukke praktijk wel. Dus moest de dokter noodgedwongen bij hem aankloppen met het verzoek even te mogen bellen naar een reparateur.

De nu 93-jarige Johanna Kok-v.d. Star heeft samen met haar man Arie in de jaren 30 geruime tijd voor het Reeuwijkse kruidenboertje gewerkt. Het echtpaar woonde toen aan de Schinkeldijk. Tijdens het spreekuur schonk mevrouw Kok aan het barretje in de wachtkamer koffie en thee. Ook waren er voor de bezoekers broodjes te koop en soms een hardgekookt ei, want de patiënten kwamen van ver. “Koffie kostte een kwartje” herinnert zij zich. Arie Kok haalde op het station in Gouda de mensen op die naar de boertje wilden om raad en bracht ze een afloop ook weer terug. Een rit met de  taxi bedroeg vijftig cent. Van dat bedrag ging nog twee keer tolheffing af: Voor de toenmalige tol aan de Bodegraafsestraatweg en aan De Oude Tol.  Er kwamen in de hoogtedagen wel 60 tot 80 patiënten per dag bij Van der Werf. Hij hield maar liefst 5 dagen in de week (de donderdag was zijn vrije dag) spreekuur van 8:30 ’s morgens tot 5 uur ’s middags. Ook bezocht het boertje wel mensen thuis, soms helemaal in Brabant. Tijdens die ritten fungeerde Arie ook als chauffeur. “Op de terugweg ging mijn man dan altijd samen met het boertje lekker eten”: aldus Johanna Kok. Ze beschrijft de wonderdokter als een klein boertje dat gekleed ging in een zwart jasje met knopen. Ook droeg hij vaak een pet. Mevrouw Kok, die sinds een aantal jaren in de Reehaven verblijft, zegt er altijd met plezier te hebben gewerkt, want Leen van der Werf maakten altijd grapjes. Haar man Arie overleed 4 jaar geleden.

Worm in het hoofd.
Ook de bijna 90 jarig Gerrit Verkaik aan de Oudeweg heeft het Reeuwijkse boertje goed gekend. Al op jonge leeftijd had Verkaik last van ontzettende hoofdpijn, die bijna dagelijks aanvalsgewijze optrad boven zijn rechteroog. Vooral in de zomer was het bijna niet om uit te houden. Hoe warmer het werd hoe erger de pijn. En omdat het drankje van dokter J van Staveren geen enkele effect te zien gaf, zei vader Klaas Verkaik op een dag: “We gaan naar Leen Van der Werf.” Nu kende Klaas Verkaik het boertje goed, want 24 jaar lang had hij in de herfst gewerkt voor de vader van Leen, Wiro van der Werf, die een boerderij aan het Reyerskoop in Boskoop bezat. Hij zag de jonge Leen daar als het ware opgroeien. Bij het kruidenboertje aangekomen zei Leen van der Werf tegen Verkaik: “Ik zal je jongen beter maken en je hoeft er geen stuiver voor te betalen”. Hij gaf een pak kruiden mee met de opdracht daar enkele malen per dag thee van te trekken en die op te drinken. De hoofdpijn verdween aanvankelijk, maar keerde later toch weer terug. Omdat vader Klaas Verkaik inmiddels was overleden, ging Gerrit nu met zijn moeder bij het boertje langs. Die beloofde dat er net zo lang kruiden konden worden gehaald tot de hoofdpijn echt helemaal weg was. Uiteindelijk werd Gerrit Verkaik definitief van zijn klachten verlost. De hoofdpijn keerde niet meer terug .
Gerrit weet ook nog een verhaal te vertellen over de Boskoper, die met zijn broer, die aan pleuritis leed, bij Van der Werf kwam. Het boertje gaf de laatste echter geen hoop. “Ik kan u niet beter maken” zo sprak hij, “wel uw leven rekken”. Maar tegen de Boskoper, die zijn zieke broer vergezelde zei Leen: “Uw kwaal kan ik wel genezen.” De man was totaal verbouwereerd. Hij voelde zich volkomen gezond en helemaal niet ziek. “Er zit een flinke worm in uw hoofd” sprak het boertje. Hij gaf een flesje met vloeistof mee, waaraan de man 3 tot 4 keer per dag moest snuiven. En inderdaad: Na verloop van tijd kwam er een worm naar buiten. “Hoe kan een boer nu zien dat iemand een worm in zijn hoofd heeft” vraagt Gerrit Verkaik zich nu nog af.

Merkwaardig is ook de historie over de schoonmoeder van Leen Verschoor die altijd ontzettende dorst had. Zo zelfs dat ze altijd een emmer water na zich had staan om te kunnen drinken. Gedacht werd aan suikerziekte, maar die had zij niet. Toen zei de wonderdokter raadpleegde deelde deze namelijk mee dat er een tor in haar maag of in haar keel zat. Daar had zij zo’n dorst van. De patiënt moest een pannetje met water nemen, daar flink wat zout in doen en vervolgens de vloeistof opdrinken. Daarnaast kreeg zij de opdracht verder zo weinig mogelijk water te drinken. En Leen van der Werf kreeg gelijk: er kwam inderdaad een tor tevoorschijn. “Vroeger dronken de mensen gewoon water uit de plas”, aldus Verkaik. Mogelijk had zij het insect op die manier binnengekregen. “Wij kregen hier in 1952 pas leidingwater” voegt de zoon van Gerrit, Kees Verkaik, aan de woorden van zijn vader toe. Gerrit Verkaik omschrijft Leendert van der Werf als een korte, dikke boer, die erg gezien was. De wachtkamer zat altijd stampvol. Niet alleen Arie Kok reed met zijn taxi heen en weer naar het Goudse station, soms streken er ook hele bus gezelschapen aan de Oud-Reeuwijkseweg neer. Volgens Gerrit kwamen er zelfs mensen uit Engeland en Frankrijk, die van het Reeuwijkse boertje hadden gehoord. Op een eiland in de Ravensbergse plas heeft Verkaik ook nog kruiden (de Pyrethrum een soort margriet) voor Leendert van der Werf gekweekt. Ook Piet Verweij sr., toen woonachtig aan de Oudeweg deed dat.

Boertje

Weldoener.
Behalve dat het kruidenboertje veel mensen die met gezondheidsproblemen bij hem kwamen kon helpen, ging hij ook als weldoener rond. Aan de H.H. Petrus en Paulusparochie in Reeuwijk dorp schonk hij het levensgrote H. Hartbeeld, dat voor de pastorie staat, even als het H. Hartaltaar in het kerk gebouw. Ook liet hij in de 30e jaren de triomfboog opnieuw schilderen door de beeldende kunstenaar Herman Walstra uit Amsterdam. Kinderen van de toenmalige Sint Jozefschool konden in de Sinterklaas tijd op een presentje rekenen, terwijl de minder bedeelden in de crisis tijd een pakket vlees kregen thuisbezorgd. Hiertoe liet Leen van der Werf rond Kerstmis bij slager van Meurs op Reeuwijk-dorp een koe en een varken slachten.

Ook schonk hij de klok van het oude raadhuis. In “Nieuws uit Reeuwijk” van 15 juli 1964 bracht een zekere Joost één en ander nog eens in herinnering. Hij schreef:

Er woonde, ‘t is reeds langs geleen en dus verleden tijd,
in Reeuwijk eens een man, door velen benijd
die rustigers en stil in een boerenhuisje woonde
en zich door eenvoud steeds van d’ beste kanten toonde

In het begin, ach ja, men lacht erom en praat
als een “boertje” op een dag plots in de “kruiden” gaat
Geloof jij het? zegt men dan : t’is allemaal flauwe kul
wat weet een “boertje” nu van al dat kruidenspul.

Maar ja, het vlees is vak: bij hoofd- en rugpijnklachten
trok men er still’tjes heen beschermd door donk’re nachten
en “boertje” gaf gehoor: vroeg hoe het ermee stond
gaf de bezoeker mede, wat hij het beste vond

Heel langzaam ging het gerucht zachtjes van buur tot buur
de klantenkring werd groter, ze groeide bij het uur
en zo ging dan de mare, ons kleine landje rond
tot men bij het “boertje van Reeuwijk” vaak de genezing vond

Men betaalde hem heel grif, toch was er geen tarief
hij zocht kruiden op het land, had d’ gezondheid lief
het geld dat hij ontving, bewaarde hij heel trouw
en schonk aan Reeuwijk-Dorp het beeld bij ‘t kerkgebouw

Maar ook schonk hij de klok, die aan het raadhuis prijkt
Waarnaar elkeen, de hier passeert, toch wel even naar kijkt
maar….. ‘t is in het leven zo, u zult het heus wel weten
we accepteren veel en….. de gever wordt vergeten

De activiteiten van de boertje Van der Werf werden niet door iedereen in dank afgenomen. Het Staatstoezicht op de Volksgezondheid volgde hem met Argusogen. Maar van der Werf had zich verzekerd van de medewerking van de artsen J.M. Nijland uit Utrecht en E.P.A. Jonkers-Both uit Voorburg . In september 1934 informeerde J.A. Putto, inspecteur besmettelijke ziekte en medisch tuchtrecht bij Reeuwijks Burgemeester, tevens Hof van politie, of de bewuste artsen nog steeds met dat Reeuwijks boertje samenwerkten. Daar werd bevestigend op geantwoord. Jonkers-Both huurde zelfs enige tijd het perceel C nr 47 in Oud-Reeuwijk, waarvan Leen van der Werf eigenaar was. Dit laatste blijkt uit een rapport geschreven op 8 juni 1936 door gemeenteveldwachter J van Dalen nadat de Geneeskundig Inspecteur van Zuid-Holland wederom informatie had ingewonnen. Jonkers-Both bleek sinds 20 november 1934 op dit adres te wonen. Mogelijk woonde de arts Nijland daarvoor op hetzelfde adres. Hij vertrok namelijk in november 1934 weer naar Utrecht zo blijkt uit een brief. Nijland werd ook enige tijd elke morgen door Arie Kok met zijn taxi opgehaald bij het station in Gouda. Mevrouw Kok herinnert zich  dat de Utrechtse arts nooit bij de zitting in de spreekkamer Van der Werf aanwezig was, maar zich altijd in een ander vertrek bevond. Wanneer beide artsen precies hun samenwerking met het Reeuwijkse boertje verbraken blijft onduidelijk. Hangende een zaak voor het Gerechtshof contra Jonkers-Both beloofde laatste per 1 januari 1937 alle contacten met Leen van der Werf te verbreken, een belofte die hij al verscheidende malen had gedaan. Wanneer Nijland de samenwerking daadwerkelijk beëindigde vermeldden de stukken niet. Op een gegeven moment werd het Reeuwijkse kruidenboertje getroffen door suikerziekte. Mede hierdoor moest de praktijk worden afgebouwd. Kort na de bevrijding, in juni 1945, overleed Leen van der Werf. Vijfenvijftig jaar later herinnert menigeen zich in Reeuwijk en ver daar buiten Leen van der Werf nog altijd als de wonderdochter die veel mensen met zijn kennis en kruiden kon genezen.