Reeuwijkse Reeks 12 door F.D. van Wijck
Het land van Stein
Ons verhaal begint eigenlijk in de vroege jaren van de 12e eeuw, als pioniers vanuit Haastrecht de Hollandse IJssel oversteken om de wildernis aan de overzijde van de rivier te ontginnen. Om begrijpelijke redenen noemen ze dit gebied Overijssel. Het ligt globaal tussen de Hollandse IJssel, de Willemskade, de Oudkoopsedijk en de Twaalfmorgen (die toen nog Reewal heette). In de 15e eeuw is Arnold van Steyn de ambachtsheer van Overijssel . Sindsdien staat het bekend als het land van Steyn.
Armenzorg in Stein
Karel V, de keizer van Duitsland en Heer der Nederlanden deelt op 7 oktober 1531 zijn onderdanen per plakkaat mee dat zorg voor de armen een overheidstaak is. Bestuurlijke eenheden als ambachten (dorpen) en polders stellen één of meer “armmeesters” aan om die taak uit te voeren, in de vorm van materiële en/of financiële zorg voor armlastige inwoners.
Het Ambacht van “den landen van Steyn”, dat we verder kortweg Stein zullen noemen, benoemd er twee. Hun inkomsten halen zij uit aalmoezen, giften en zo nodig ook uit collecten. Soms houden ze over, dan beleggen ze. Zo geeft de ambachtsrekening van 1685 een rente opbrengt van zes gulden en vijf stuivers voor de “Armen van Stein” te zien. Ze komen ook wel eens tekort. De bestuurders van Stijn de besluiten op 23 december 1700 om jaarlijks een bedrag van 104 gulden voor de armenzorg op te nemen in de “dorpsomslag”, een soort verre voorloper van onze omroerende zaakbelasting
Land voor de armen
In 1673 overlijdt Neeltje Pietersdr. Buitelaar. In haar testament staat dat zij de jaaropbrengst (geschat op 150 gulden) van haar 6,8 hectare land overmaakt aan Grietje Branden, getrouwd geweest met Gijsbert Jansz. Poot. Neeltje stelt wel twee voorwaarden aan het legaat: als Grietje overlijdt zullen haar kinderen de opbrengsten krijgen, overlijdt Grietje zonder dat haar kinderen kunnen erven, dan vervalt Neeltjes land aan “de armen van Stein”. Het land brengt echter maar 50 á 60 gulden per jaar op. Grietjes kinderen, straatarm na het overlijden van hun moeder, kunnen daarvan niet rondkomen. Op 18 juli 1709 sluiten Neeltje, Annetje en Grietje Gijsbertsdr. Poot een overeenkomst met de armmeesters van Stein, Pieter Pauluszn. van Vliet en Arie de Lange. De armmeesters geven de drie dochters Poot 1.000 gulden ineens. In ruil daarvoor gaan het land en de jaaropbrengsten er van naar de Armen van Stein. Dit is het begin van wat veel later het Fonds van Stijn zal eten.
Bestuurlijk Armbestuur
In 1814 vormt het Rijksoverheid ambachten en soortgelijke kleine bestuurseenheden om tot één nieuwe bestuursvorm, de gemeente, te komen. De armen zorg in de gemeenten krijgt zijn plaats in het Burgerlijk Armbestuur. Zo ook in de gemeente Stein, samengesteld uit het land van Stein, de Voor -, Midden- en Achter-Willens en vanaf 1826 , de Vrijenhoef en Kalverbroek. In de loop van de tijd is het land van de armen nog wat uitgebreid. In het kadaster van 1832 hebben “de Armen van Stein” ruim 8 hectare land in eigendom. Daarnaast heeft het arm bestuur ook enkele financiële beleggingen gedaan.
De gemeentelijke herindeling van 1870 voegt de gemeenten Reeuwijk, Sluipwijk en Stein tezamen tot een nieuwe gemeente onder de naam Reeuwijk. Ook de armbesturen van de oude gemeenten gaan in elkaar op. Het Burgerlijk Armbestuur van de nieuwe gemeente krijgt de beschikking over het armenfonds van Stein. Kennelijk voor de gemeente het beheer, want op 23 december 1876 bieden burgemeester en wethouders van Reeuwijk het land van de Armen van Stein openbaar te huur aan. De huurders moeten betalen aan het Burgerlijk armbestuur dat het geld gebruikt voor de financiële ondersteuning van behoeftige inwoners van Reeuwijk.
Fonds van Stein
Op 2 augustus 1946 stelt de gemeenteraad een Gemeentelijke Dienst voor Sociale Zaken in, die de taken van het Burgerlijk Armbestuur overneemt. In 1952 verkoopt de Dienst de beleggingspapieren uit Stein voor 14.350 gulden en leent dit bedrag uit aan de Gemeente Reeuwijk tegen een rente van 4% per jaar.
Door de grootscheepse gemeentelijke herindeling van 1964 gaan de Willems (met de Wethouder Venteweg) over naar Gouda en het Land van Stein tussen het spoor Gouda-Utrecht en de Hollandse IJssel naar Haastrecht. Daardoor ontstaat de situatie dat Reeuwijkse Sociale Dienst land bezit in een beurgemeente. Het college voor de Verlening van Bijstand van de Gemeentelijke Sociale Dienst vind zichzelf geen orgaan om geld en landerijen uit de baten. Met wederzijds goedvinden besluit de gemeenteraad dan ook op 12 december 1966 het hele vermogen van de Sociale Dienst, gerekend vanaf 1 januari 1965, over te nemen. Het gaat om ruim 5,5 ha land in Haastrecht en ruim 2,7 ha in Reeuwijk, beide op naam van “de Armen van Stein” en de eerder genoemde 14.350 gulden.
In april 1984 verkoopt de Gemeente Reeuwijk de landerijen voor een bedrag van 108.000 gulden. De rente opbrengt van dat kapitaal vorm het Fonds van Stein, van waaruit de gemeente een extra ondersteuning kan geven aan mensen die van de bijstand moeten leven.
Het Fonds bestaat nog steeds. https://fondsvanstein.nl/
N.B. Dit verhaal kwam tot stand met dank aan de Streekarchief Rijnstreek te Woerden voor reeds eerder beschikbaar gestelde historische gegevens.