Zomerzorg

Streekmuseum Reeuwijk Zomerzorg 1
09 jul

Het ontstaan en ondergang van een Reeuwijks hotel.
Uit : Reeuwijkse Reeks nr. 2 aug 1990

Zo ergens rond 1840 werd het kruispunt “Reeuwijkse Brug” aangelegd. De naam “Reeuwijkse Brug” bestond al langer, maar tot voor 1840 was dat maar één brug, namelijk de brug in de verbindingsweg tussen de beide dorpen Reeuwijk en Sluipwijk. Een Noord-Zuid verbinding langs de Breevaart was er toen  nog niet.

Het werd een kruispunt door de aanleg van een straatweg tussen Gouda en Bodegraven. Jan Ockerse, een koopman uit Bodegraven, voorzag dat er op dit kruispunt van wegen, brood kon worden verdiend. Hij kocht op 1 januari 1839 van Ofke Teekens “een huis, schuur en erve” dat aan de oostkant grensde aan de nieuw aan te leggen straatweg. Hij betaalde er 1575 gulden voor. Hij kocht het huis voor zijn minderjarige zuster Margaretha die kort na deze aankoop trouwde met de heer Jan Langerak. Het jonge paar begon in het aangekochte pand een koffiehuis en zeker in het begin zal het beslist geen vetpot zijn  geweest. Om de kost toch te kunnen verdienen deed Jan Langerak er wat bij. Naast logementhouder was hij ook penningmeester van de polder Reeuwijk, gemeenteontvanger en brievengaarder. Op 29 april 1877 overleed Jan Langerak en werd het logement eigendom van zijn vrouw en de drie toen nog minderjarige kinderen. De waarde van het logement werd voor de boedelbeschrijving geschat op 6000 gulden. Dat er in het koffiehuis ook nog wat anders dan koffie werd geschonken blijkt uit de akte waar de boedel wordt omschreven.  De waarde van “de niet meer aanwezige voorraad sterke drank en bieren” wordt geschat op fl 524,90, Een redelijk groot bedrag voor die tijd, vooral als men bedenkt dat die voorraad in een tijd van vier maanden was verdwenen. Ze zal wel niet verdampt zijn!

Het lukt vrouw Langerak niet om de zaak met drie kinderen draaiende te houden. Op 28 september 1880 wordt ‘s morgens om elf uur in het koffiehuis aan de Reeuwijkse Brug bij een openbare veiling, datzelfde koffiehuis onder de hamer bracht. Kors Rademaker wordt de eigenaar voor fl 5000,-. Hij zet het bedrijf op dezelfde wijze voort als zijn voorganger. Hij trouwt met Petronella Johanna Belt. Op 8 januari 1902 overlijdt de kastelein Kors Rademaker en ook zijn weduwe blijft met drie minderjarige kinderen achter en ziet evenmin kans de exploitatie van het koffiehuis te combineren met de opvoeding van de kinderen.
Op 6 mei 1902 wordt het koffiehuis voor fl 9300,- verkocht aan Leonardus Petrus van Leeuwen. Met de weduwe Rademaker wordt bedongen dat zij “nimmer in de gemeente Reeuwijk of omstreken een tapperij of herbergiers-affaire zal mogen of laten uitoefenen op straffe van een boete van fl 5000,-.”

Van Leeuwen pakt na een paar jaar de zaak groot aan: hij sloopt de oude herberg en bouwt in 1906 een compleet nieuw pand op de plaats van het oude. Aanvankelijk heeft het gebouw nog een schuine kap maar omstreeks 1909 komt er een verdieping bovenop waarin hotelkamers worden ingericht. Dan krijgt “Zomerzorg” het gezicht wat velen zich nog wel herinneren. Om klanten te werven wordt er aan de noordkant van het hotel een speeltuin aangelegd. In 1910 wordt door de ANWB het predicaat “bondshotel”  “Zomerzorg” verleend. Dat betekende onder andere dat aan leden van de ANWB tegen gereduceerde tarieven logies, ontbijt en een diner moesten worden geleverd. Nadrukkelijk wordt in de bepaling vermeld “dat de kwaliteit van de tegen gereduceerd tarief geleverde producten gelijk moest zijn aan die welke de andere gasten werd voorgediend”.

Leden die zonder rijwiel reizen, zullen, om toepassing van het tarief te kunnen vorderen, voor zij zij hun kamer betrekken of een consumptie bestellen, hun lidmaatschapskaart moeten tonen. Zij die met een rijwiel komen, behoeven dit alleen te doen wanneer er om gevraagd wordt. Bovendien moet de hotelhouder, zolang zij van het hotel gebruik maken, gratis een behoorlijke bergplaats voor hun rijwielen aanwijzen.

Het is duidelijk dat de W van de ANWB toen nog wat inhield.
In 1914 wordt de serre aan de kant van de Nieuwdorperweg vernieuwd. De eerste jaren heeft de heer van Leeuwen het hotel persoonlijk geleid. In 1926 werd het echter verpacht aan G.N. Hoogland, daarna, van 1934 tot 1939 was Niek Blesgraaf pachter en vanaf 1939 tot aan het einde werd het bedrijf door A. van der Starre gepacht. De familie van Leeuwen is tot 5 juli 1955 eigenaar gebleven. Op die datum werd het hotel aan de gemeente Reeuwijk verkocht.
Behalve als café en hotel werd de grote zaal van “Zomerzorg” ook gebruikt voor feestavonden. Bijna elke vereniging, en er waren er toen veel in Reeuwijk, hield er zijn jaarvergadering en uitvoeringen. De zangvereniging, de muziekvereniging en de toneelvereniging, om maar te zwijgen van de ijsclubs, de mandolineclub, en de geitenfokvereniging. De feestavonden volgden meestal een vast patroon; voor de pauze een demonstratie van de prestaties van de vereniging, in de pauze een verloting met prijzen die door de plaatselijke middenstand ter beschikking werden gesteld (waaronder de onvermijdelijke taart) en na de pauze vaak een toneelstuk, ingestudeerd door de leden van de betreffende vereniging. In “Zomerzorg” werd de serre, waarvan de vloer een beetje verhoogd was, als toneel gebruikt. Veel ruimte was er niet, vooral niet voor de spelers achter de coulissen.

De vaste klanten van het café zaten op zulke avonden maar wat verloren aan de tap. Zo’n feest eindigde altijd met “bal na”, tenzij het een uitvoering betrof van een protestants christelijke vereniging.

Streekmuseum Reeuwijk Zomerzorg 1De speeltuin was uiteraard bedoeld om gasten te trekken. De jeugd van Reeuwijk had echter maar weinig te verteren en gebruik maken van de speeltuin zonder iets te gebruiken hield het risico in om door de kastelein met harde hand uit de speeltuin verwijderd te worden!
De laatste jaren werd er nog maar weinig gebruik gemaakt van de hotelcapaciteit. Wel kwamen er touringcars met reisgezelschappen die even de benen kwamen strekken onder het genot van een kop koffie of iets sterkers. De grootste kamer van het hotel lag aan de kant van de Nieuwdorperweg. Op het laatst werd deze verhuurd aan een tandarts die er 1 dag per week praktijk uitoefende. Het was een vrouwelijke tandarts, die, om het geijkte rolpatroon nog verder te doorbreken, een mannelijke assistent had…. haar echtgenoot.  Dit echtpaar schuwde het niet gebruik te maken van de drankjes die in het café  werden verstrekt. De patiënten die door deze tandarts zijn behandeld spreke nu nog met angst over haar behandelingen. Zo gebeurde het regelmatig dat de boor uitschoot en een gat in de wang van het slachtoffer boorde!
De tandarts is, weliswaar indirect, de ondergang van het het hotel geworden….. Om de kamer te verwarmen werd gebruik gemaakt van een oliekachel die op 11 januari 1955 daar brand veroorzaakte en een groot deel van het hotel in de as legde.

De resten van het hotel werden in 1960 gesloopt om plaats te maken voor een verbreding van de weg. Het bedrijf werd echter nog tot 1963 voortgezet in een noodlokaal op de plaats van de oude speeltuin, maar ook hier sloeg de sloophamer toe.

Streekmuseum Reeuwijk Zomerzorg 2Nu (1990) staat op de plaats van het voormalige “Zomerzorg” het nieuwe gemeentehuis van Reeuwijk. Zo verdween met “Zomerzorg” een lokaliteit die in het leven van veel mensen in Reeuwijk een grote rol heeft gespeeld.

In 1985 werd het gebouw door de woningbouwvereniging omgevormd tot appartementencomplex.

Streekmuseum Reeuwijk Zomerzorg 3Inmiddels is het pand omgebouwd en in gebruik door “de Herbergier”en het “Thomashuis”.

Vorige Post

Zullen we dit of dat?

Next Post

Digitalisering