Reeuwijk had ooit een ziekenhuis

26 feb

Reeuwijkse Reeks 7 aug. 1994

In 1872 wordt de wet tot voorziening tegen besmettelijke ziekten van kracht. In artikel 7 staat dat gemeenten moeten beschikken over “eene gelegenheid tot afzondering en verpleging van lijders aan besmettelijke ziekten”. Hier begint de geschiedenis van de vier ziekenhuizen die Reeuwijk tussen 1873 en 1960 heeft gekend. Stelt u zich er niet teveel van voor; feitelijk is het niet meer dan een ziekenzaaltje, maar toch. Reeuwijk had ooit een ziekenhuis.

Eerste ziekenhuis: Nieuwdorperweg 46, Reeuwijk-Dorp 1873-1882

Op 23 september 1873 schrijft de provincie dat conform artikel 7 aan de gemeente ; “dat kan worden volstaan met het nemen van de noodzakelijke maatregelen en voorzorgen alsmede het aanschaffen van het vereischte materieel, opdat de aanwezigheid van en de beschikking over zoodanige inrichting onmiddellijk wanneer daaraan onverhoopt behoefte mogt ontstaan, doch dan ook zonder eenig verwijl, volkomen en afdoend zij verzekerd”.
In de raadsvergadering van 14 oktober staat de brief van de provincie op het lijstje ingekomen stukken. In zijn toelichting deelt de burgemeester de raad mee: “dat gevolg is gegeven aan den inhoud door de aankoop van ledikanten, bedden en dekens en desinfectievoorwerpen, terwijl wordt voorgesteld een gedeelte der in te rigten wooningen van het oude schoollokaal te Nieuwdorp (hoek Kerkweg/Nieuwdorperweg) te bestemmen als inrigting tot afzondering en verpleging van lijders aan een besmettelijke ziekte..”

Tweede ziekenhuis: Zoutmansweg 5-7 Reeuwijk-Brug 1882-1886.

Een ziekenhuis blijft noodzakelijk, zoals uit het volgende blijkt ”In het begin van het jaar kwamen enkele gevallen van pokziekte voor waarvan drie met doodelijke afloop.” In de raadsvergadering van 21 maart 1882 spreekt de Raad zich uit om het gebouw op Dorp te verkopen en aan de Reeuwijkse-Brus eene woning voor de gemeente vroedvrouw te bouwen annex Ziekenhuis. Voortvarend gaat men aan de slag, de gemeenteveldwachter Metaal woont in een van de huizen links van de graanmaalderij in de berm van de Breevaart. Daar kan nog wel een gemeentewoning bij. Maar, de berm is wel eigendom van de roemruchte Associatie van de straatweg Gouda-Bodegraven. En dus niet te koop want de Associatie is zeer gehecht aan haar bezit. Het gemeentebestuur vraagt om dan 250 m2 grenzend aan de veldwachterswoning te mogen pachten, het liefst tegen de zelfde erfpacht prijs.
Voor een iets hogere prijs van 0,75 ct per m2 gaat de Raad accoord en keurt de Raad ook het bouwplan, begroot op fl. 2.180,= goed.
23 Aannemers schrijven in op de woning met ziekenzaal. De prijzen variëren van fl. 3.103,= tot fl. 1.760,=. De aannemer Dessing uit Gouda krijgt de opdracht op de laagste prijs.
Het onderhoud wordt gegund aan de Reeuwijkse timmerman H. Strijland voor fl. 655,=. Het dagelijks toezicht bij de bouw wordt voor de fundering gegund aan H. Strikker voor fl. 2.50 per dag en voor het metselwerk aan W. van der Lecq voor een tientje per week. OP 6 september al metselt burgemeester Brack de eerste steen.

In 1886 valt na 4 jaar alweer het doek. Tijdens de 4 jaren zijn er fouten aan het licht gekomen, kwalijke fouten zelfs. De ziekenzaal zelf is toch wel erg aan de kleine kant. Het bestek uit 1882 geeft voor de ziekenzaal een maat van 3.30 x 4.30 meter. De standaardmaat van een ziekenhuisbed is 1,80 x 0,83 meter. Er passen dus krap 2 bedden. Woning en ziekenzaal zijn zo onlosmakelijk aan elkaar verbonden dat de privacy van de bewoner in het gedrang komt. De ziekenverzorger kan zich niet terugtrekken uit de ziekenzaal om even uit te hijgen. Ook heeft de verpleegafdeling geen apart toilet  en evenmin een eigen keukentje.

Derde ziekenhuis: Raadhuisweg 55, Reeuwijk-Brug 1887-1927

Maar goed er moet dus een beter ziekenhuis komen. De geschiedenis herhaalt zich, aan de straatweg woont nog een veldwachter….. Opnieuw laat het College er geen gras over groeien. Tegelijk met het besluit het “oude” ziekenhuisje te verkopen nemen burgemeester en wethouders nog een besluit, namelijk “den Raad voor te stellen van de bedoelde koopsom een gedeelte te bestemmen tot den bouw van een lokaal tot afzondering van besmettelijke zieken, in de tuin ten noorden van de veldwachters wooning A. Hoogerwaard en het overschot te bestemmen tot aflossing der bestaande gemeenteschuld. Er is op dat moment geen behoefte aan eene woning voor de vroedvrouw, terwijl zoodra daaraan behoefte gaat bestaan tot de bouw zal worden overgegaan waarvan alsdan eene lening zal worden gesloten”.
Bouwmeester Exalto uit Moordrecht maakt een opzetje voor een eenvoudig pand en raamt de kosten op een fl. 1.200.=. In februari 1887 stemt de raad unaniem in met de bouw en de prijs. 
Eind maart heeft Exalto zijn opzetje vertaald in een bestek. En dat is schrikken ook. “Ik vrees dat de begrooting van fl. 1.306,= niet zal meevallen” zo schrijft hij op 27 maart aan de burgemeeester.  Troostend voegt hij er aan toe: “Een blik op de specificaties zal echter doen zien dat er zeer matige prijzen zijn gerekend”.
En zijn laatste zin doet wel heel modern aan: “Het is echter wel mogelijk dat de concurrentie, die tegenwoordig groot is een lager aanneeemcijfer geeft – wat ik trouwens help wenschen-“.
Op 16 april 1887 gaan de inschrijfbiljetten open en is de hoogste fl. 1.642,= , het dichtst bij de begroting fl. 1.327,= door timmerman Groeneschey uit Reeuwijk. Maar de laagste inschrijving bedraagt fl. 1.133,= afkomstig van … Wed. L. van der Lecq, metselaar te Reeuwijk, die het werk wordt gegund. De metselende weduwe krijgt 12 weken voor de klus, “op boeten van vijf gulden voor elken dag, dat die oplevering ter volkomen genoegen van Besteders, later mocht geschieden.
Op 25 oktober stuurt toezichthouder Exalto de buitenrekening aan de burgemeester, zodat het laatste restant der aanneemsom betaald kan worden.
Wel, daar staat het gebouwtje dan, “afgezonderd van alle woonhuizen en toch dicht bij de kom der gemeente”. Dus kun je het ook voor verwante doeleinden gebruiken zo schrijft men, zodat daar op 14 maart de vaccinatie (pokken) in het ziekenhuis kan geschieden.

In oktober 1889 ontvangt de gemeente een brief van D. van der Neut met het verzoek hem toe te staan het pand kosteloos te gebruiken als Kleermaker en Barbier. Dit wordt uiteraard afgewezen: “omdat het lokaal bestemd is voor ziekenverpleging en niet voor bedrijfsuitoefening kan worden afgestaan, en het allerminst aan iemand die het bedrijf van kleermaker en barbier uitoefend!”

In 1901 vraagt de Afdeeling Reeuwijk en Omstreken der vereeniging  “Het Groene Kruis” de Raad om een deel van het ziekenhuisje te mogen gebruiken als bergruimte voor verplegingsmateriaal. Dit wordt door B&W toegestaan.
In juli 1916 wordt gemeld in het raadsverslag: “Door B&W is ontdekt geworden dat het funderingswerk van het lokaal bestemd voor zieken verpleging is verzakt tengevolge van modernen verlagen van het polderpeil, waarbij bleek dat gevaar bestond voor instorting van de Westelijke gevel en waarom onmiddellijke maatregelen zijn genomen om deze instorting te voorkomen. Metselaar Bontenbal is uitgenoodigd geworden de toestand op te nemen en verslag uit te brengen van de door hem voor te stellen maatregelen met opgaaf van de kosten.”
Bontenbal adviseert om de heipalen onder het grondwater peil af te zagen en een betonfundering te storten. Hij denkt dat het  +- fl. 165,= zal gaan kosten. Ook is er een nieuwe beerput nodig, kosten daarvoor ongeveer fl. 41,=. De fundering aan de oostzijde logt boven water en heeft geen verbetering nodig. Burgemeester Brack  is het niet met de expert eens wat hij is bang dat ook de oostgevel gaat verzakken. Na deliberatie wordt besloten in 1917 alleen de westgevel te voorzien en dat daarmee bij de begroting rekening gehouden dient te worden. In juli 1917 blijken ook de funderingsplaten aan vervanging toe zijn. Kosten geraamd op fl. 855,= hetgeen niet in de begroting voor bijzondere lasten te vinden is. Voorgesteld wordt om de restauratie een jaar uit te stellen en het bedrag in 1918 op de begroting te zetten. De burgemeester, inmiddels L.J. Lucasse geeft aan dat er voor buitengewone uitgaven ook buitengewone inkomsten gevonden moeten worden. Lenen dus.
Helaas, restauratie, geldlening, het baat allemaal niet. In januari 1927 wordt de afbraak voor fl. 121.= gegund aan de heren van Wingerden en Smit en valt het derde ziekenhuis onder de slopershamer.

Vierde ziekenhuis: Raadhuisweg 49, 1926-1960

Gemeenteopzichter Heemskerk heeft al een plan voor een nieuw ziekenhuisje gemaakt, een zeer doordacht plan waarbij zelfs ruimte is voor een lijkenhuisje. Zijn plan wordt door de gemeenteraad in juli 1926 goedgekeurd. De kosten bedragen ongeveer een fl. 4.400,= waarvan de helft uit de winst van grondverkopen kan komen. Heemskerk schrijft ook het bestek, welk in december 1926 gereed is. Hij toont zich een veeleisend man: alle zaken uit het bestek moeten “overeenkomstig hunnen aard en bestemming door bekwame werklieden worden uitgevoerd, tot volkomen genoegen van ondergeteekende en gaaf, zindelijk en naar den eisch van het werk worden opgeleverd.” Oplevering uiterlijk 1 mei 1927, aanvang niet voor 15 februari 1927. De boete voor te late oplevering bedraagt inmiddels tien gulden per dag.
De aanbesteding is op 4 januari 1927 en wordt gegund aan de laagste inschrijver, de Reeuwijkse timmerman J. Kuilenburg, welke komt met een prijs van fl. 4.770,= bijna vierhonderd gulden hoger dan de raming van Heemskerk.
De bouw verloopt voorspoedig, al op 11 maart zijn de vloerbinten gesteld, op 28 maart dat het gebouw glas- en waterdicht is. Of Kuilenburg binnen de gestelde oplevertijd klaar is, is niet bekend.
In juli besluit de Raad om het ziekenhuisje te verhuren aan de wijkzuster voor fl.3,= per week.
In mei 1930 wordt er door raadslid Schouten gevraagd waarom het Groene Kruis zijn materiaal niet in het ziekenhuisje opslaat. Burgemeester gaat dat uitzoeken.

In 1936 komt er een nieuwe wijkverpleegster, zuster C. van Zalingen uit Monster. De afdeling Reeuwijk van het Groene Kruis vraagt de gemeente een consultatiebureau voor zuigelingen te mogen beginnen in het ziekenhuis.  Daar is dan wel een verbouwing voor nodig. De bergruimte naast de ziekenkamer kan dan wachtkamer worden, er moet een deur komen tussen de bergruimte en ziekenkamer en er moet een gaskachel in de nieuwe wachtruimte komen. De gemeenteraad gaat hiermee akkoord, betaald de verbouwing van fl. 120,= op voorwaarde dat de wijkzuster in kan stemmen met de plannen en dat het Groen Kruis geen geld vraagt voor het consulteren. Zuster van Zalingen en het Groene Kruis hebben geen bezwaar. En zo verandert de bestemming van het huis van ziekenhuis in Groene Kruisgebouw, waarmee dit verhaal over de Reeuwijkse ziekenhuizen uit is.

Maar, laten we nog even naar het pand kijken. Veel bewoners van Reeuwijk-Brug zullen het herkennen aan het karakteristieke boogje boven de ingang van het zijportiek. Inderdaad is dit het huis waar eerst schoenmaker Boot zijn werk deed. Later schoenmaker De Vries. Het is in 1993 gesloopt vanwege uitbreiding van de Brandweergarage. Om de geschiedenis af te ronden: het huis heeft dienst gedaan als Groene Kruis gebouw tot het jaar waarin het nieuwe Groene Kruisgebouw aan de Kon. Wilhelminastraat in 1960 werd geopend.

De latere woningen zijn nog maar deels beschikbaar, voorzover nog te vinden zijn de foto’s toegevoegd, alleen het pand Nieuwdorperweg 46 is nog bestaand, maar vermoedelijk wel geheel vernieuwd.

NB
Het volledige, uitgebreide verhaal is op verzoek te lezen in het Streekmuseum, vraag gerust de gastheer of gastvrouw er naar.

Raadhuisweg 53 met daarnaast op 55 kantoortje foto uit 1964
Raadhuisweg 53 met daarnaast op 55 kantoortje foto uit 1964
Raadhuisweg 49 foto uit 1992
Raadhuisweg 49 foto uit 1992
Raadhuisweg 55 datum onbekend, vermoedelijk distributie kantoortje
Raadhuisweg 55 datum onbekend, vermoedelijk distributie kantoortje
Huidige pand aan de Nieuwdorperweg 46
Huidige pand aan de Nieuwdorperweg 46
Vorige Post

Bouwflits 17

Next Post

Bouwflits 18