Stein, eens een stukje Reeuwijk

Reeuwijkse Reeks 7 - kaart Stein
11 mrt

De gemeente Stein, opgeheven in 1870 werd gevormd door vijf “buurtschappen”, namelijk het Land van Stein, Kort Haarlem, Willens, Vrijhoef en Kalverenbroek. Eén voor één verworven (ingepikt) door Gouda gedurende de eeuwen heen, maar toch weer één gemeente.
Tot de 14e eeuw was het een streek gelegen langs de Hollandsche IJssel, maar al in de 11e eeuw bewoond. De landsheer was de bisschop van Utrecht, onderdeel van de heerlijkheid Haastrecht. De Steinsche IJsseldijk moet al zeer vroeg bestaan hebben. In een oorkonde van 1155 (!) werd deze al benoemd.

In het begin van de 14e eeuw was de heerlijkheid Haastrecht nog verdeeld in drie gerechten, waarvan het deel dat later Land van Stein genoemd werd, er één van was. De andere waren Kort Haarlem en Willens. Het was beleend aan Arnout van Steijn. Het is deze Arnout die het Land van Stein zijn naam heeft bezorgd.
In de loop der tijd is het diverse malen beleend, zo kreeg Jan van Beaumont uit Gouda in 1325 door koop het in handen. Overigens werden er in de akten “belendingen” genoemd, maar wist niemand meer wat die waren. Die vaagheid werd uiteindelijk de oorzaak dat Gouda in 1438 ten onrechte Steijn koopt.
De heerlijkheid Vrijhoef is in een leenakte van 1348 voor het eerst benoemd. Vrijhoef is 58 morgen groot, ligt tegen “het land van Brederode” (Reeuwijk) aan, ten westen Elfhoeven en ten oosten Kalverbroek. Dit Kalverbroek komt voor in een leenakte van 1417.

Reeuwijkse Reeks 7 - kaart Stein

Inmiddels zijn we in de 15e eeuw aangeland. Gouda gedroeg zich als vrijheer, gaf nieuwe dijkrechten uit en kortte de door de landgebruikers aan de heer verschuldigde tijns. (tijns=recht van begruik)
Alleen was een tijns niet in een feodale heerlijkheid geoorloofd, dus Gouda was in 1481 genoodzaakt om nogmaal 1000 Rijnsche guldens voor het bezit van de heerlijkheid neer te tellen. En zo werden er nieuwe voorwaarden gesteld en moest Gouda zich schikken. Zo werden de bewoners accijnsvrij, moest Gouda erfpacht van vier gouden Frankrijkse schilden jaarlijks betalen.  Na elf jaar werd de erfpacht aangepast en moeten er ook twee aam Rijnwijn worden verstrekt.
Een gebied dat zo direct aan een rivier ligt kreeg ook een dijkgraaf. Er werden watermolens gebouwd,
zowel in Stein als in Willens, de Oosterse en Westerse molen genoemd.
Naast die molens werd er ook een klosster in het Land van Stein gevestigd. Het klooster kreeg de naam “Emmaus”.
Beroemd is het klooster van Steijn geworden door één van haar kloosterlingen. Desiderius Erasmus. Geboren in 1465 treedt hij in 1487 in het klooster in. Daar schrijft hij zijn eerste verhandeling “De contemptu mundi”. Over het versmaden van de wereld”.

In de 16e eeuw heeft Karel V het landsheerlijk gezag over Utrecht verkregen. In 1529 koopt hij alle rechten van het Land van Steijn en pacht Gouda dus vanaf dat moment van de “Heer der Nederlanden”. In 1579 besluiten de Staten van Holland dat Gouda de heerlijkheid als onsterfelijk erfleen mag behouden en worden de grenzen nauwkeurig aangegeven. De Hollandsche IJssel, de heerlijkheid Hekendorp, de “stadsvrijheid  Gouda en de Reewegh. Dit betekent dus dat het schoutambacht Kort Haarlem en Willens deel uitmaakte van de heerlijkheid “Land van Steijn”.
De heerlijkheid Vrijhoef blijft nog even onafhankelijk van Gouda. Kalverbroek werd wel aan de gemeente Gouda verkocht. Kennelijk was er Gouda veel aan gelegen invloed op haar omgeving te kunnen uitoefenen.
In 1549 brak er brand uit in het klooster en moesten de monniken het verlaten. Zij namen in 551 hun intrek in het klooster aan de Raam, wat toen leegstond. Door vooraanstaande katholieken werden er in 1556 een aantal ramen geschonken. Volgens de beroemde Goudsche geschiedschrijver Walvis, waren in 1581 gedeelten hiervan verwerkt in de kooromgang van de St. Jan., die inmiddels een gereformeerde kerk was geworden.

Een enerverende gebeurtenis vor de inwoners van Steijn op waterstaatkundig gebied deed zich voor tussen 1577 en 1576. Ten dienste van de landsverdediging moet het gebied rondom Gouda onder water gezet worden en werd de oude Steinsche dijk doorgestoken.

In de 17e eeuw koopt Gouda in 1618 de heerlijkheid Vrijhoef. Ene Mr. Vlack werd aangesteld tot baljuw, schout en dijkgraaf van de heerlijkheid Steijn en Van de heerlijkheid Vrijhoef en kalverenbroek. Zo werd door Gouda de twisten over de juiste grenzen van de heerlijkheden ook  opgelost. Vrijhoef beweerde recht te hebben op een gebied dat Steijn betwistte. Stein had daar een galg staan, dus was een teken van rechtsmacht!

Het uitoefenen van het ambt van baljuw of schout was in die tijd een lucratieve taak. Talloos zijn de verhalen van ambtsdragers die zich ten koste van de burgers via de pachtopbrengsten verrijkten. Zo niet in Steijn want in 1603 moest de toenmalige burgemeester Kegelingh, het ambt van baljuw, schout en dijkgraaf van het land van Steijn tegen heug en meug op zich nemen, omdat zich niemand voor de pacht meldde.
De baljuw van een heerlijkheid was voorzitter van het college van welgeboren mannen dat de hoge rechtspraak uitoefende. Ze waren bevoegd tot het berechten van criminele zaken waarop lijfstraffen, dus ook de doodstraf, stonden. De rechtspraak is een zaak van de schout en de schepenen, die bevoegd waren in burgerlijke zaken en criminele zaken waarop lage boetes stonden. De dijkgraaf sprak recht in waterstaatszaken samen met de hoogheemraden.
Het is leuk om in de geschiedenis van een dergelijk klein gebied toch ook de geschiedenis van Nederland terug te vinden. De enige bekende lijsten van inwoners bijvoorbeeld stammen uit 1672, het rampjaar. Er werden toen lijsten opgemaakt van alle inwoners, van waaruit later aparte lijsten werden samengesteld  van “weerbare mannen”. Dat waren mannen van 18 tot 60 jaar, al deze mannen moesten een bepaald soort geweer hebben en daarnaast ook een “behoorlijk sijtgeweer”. In dat zelfde jaar moest, net als een eeuw geleden, ter wille van de landsverdediging, het land geïnundeerd worden en de IJsseldijk daarom doorgestoken.
Het leven ging door, er werden kinderen geboren. In het Land van Steijn was omstreeks 1692 Suzanna Barents van Meij best bereid, om tegen betaling over te varen naar Steijn en daar haar beroep van vroedvrouw uit te oefenen. Men betaalde vanuit Steijn ook mee aan het tractement van de schoolmeester. Bovendien moest elk kind 1 stuiver betalen voor het leren schrijven, of 2 “blanken” voor het leren schrijven en lezen. En 2 stuivers voor het leren lezen, schrijven en rekenen. In 1671 werd de verbouw van de school aanbesteedt. Voor de kinderen uit Vrijhoef, Kalverenbroek en Achter-Willems was Haastrecht te ver weg. Zij gingen naar school in Sluipwijk en de kinderen uit Willens en Kort Haarlem volgden lessen in Gouda.

In de 18e eeuw gebeurde er iets met het land van Steijn waar niemand rekening mee had gehouden. Afgezien van de inundaties voor de landsverdediging waren er er sinds de 14e eeuw in het gebied geen overstromingen geweest. Toch maakten de 3 omringende hoogheemraadschappen, Rijnland, Schieland en Delfland, waarvan Steijn dus geen deel uitmaakte, zich geruime tijd zorgen over de toestand waarin de Steijnsche dijk verkeerde, En niet ten onrechte zo bleek in de nacht van 21 op 22 november 1776. In de IJsseldijk onder Willens ontstond tijdens een storm een brede en diepe doorbraak. Een bedreiging, niet alleen voor het Steijnse maar het hele gebied tussen Maas en IJ en bovendien voor de westelijke helft van Utrecht.
De Franse revolutie had verstrekkende gevolgen voor de situatie in Europa en dus ook voor Steijn. De patriotten en en de prinsgezinden streden om de macht in de Nederlanden. Wiem, n zeker in de omgeving van Gouda, kent niet het verhaal van Prinses Wilhelmina van Pruisen., de gemalin van prins Willem V, tegengehouden op haar weg naar den Haag door een patriotten vrijkorps aan de grens van Holland en Utrecht nabij de Goejanverwellesluis (28 juni 1787)? Het waren woelige jaren, die aan het eind van de 18e eeuw, in januari 1795, leidde tot het uitroepen van de Bataafse Republiek.  Veel rechten voor de adel verdwenen en ook aan het bestaan van heerlijkheden kwam een einde.

In de 19e eeuw werden “gemeenten” gevormd. In 1802 werd een concept reglement opgesteld voor de gemeente “het Land van Steijn, Kort Haarlem, Willens, Vrijhoef en Kalverenbroek”. De twee heerlijkheden werden dus samengevoegd toe één gemeente.
Vele grenswijzigingen volgden, in 1805 bleek de gehele gemeente Steijn in Utrecht te komen liggen, met uitzondering van Kort Haarlem dat net als Gouda bij Holland behoorde. Niet alleen voor het burgerlijke bestuur veroorzaakte dit veel problemen. Ook op waterstaatkundig gebied alsmede de belastingen waren de grenzen in 1805 rond Gouda een bron van ergernis.  Zozeer zelfs dat koning Lodewijk Napoleon in 1808 bepaalde dat de grens naar het oosten verlegd moest worden en voor wat betreft Steijn nu liep. “… van de Goejanverwellesluis langs de Grote en Kleine Wiericke tot in den Rhijn…”.  In 1811 valt, tijdelijk, het doek voor de gemeente Steijn. De gemeente wordt samengevoegd met Reeuwijk.

Uitzonderlijk dat Napoleon zich in persoon bemoeide met Steijn en nog wel op een nogal ondemo-cratische manier. Niet door de ingelanden werden nieuwe vertegenwoordigers gekozen, Napoleon zelf benoemde ze, rechtstreeks, vanuit Moskou notabene. Het gegoochel met grenzen hield niet op. In 1817 worden Reeuwijk en Steijn weer gescheiden en dat niet alleen, ook Steijn en Vrijhoef worden afzonderlijke gemeenten. Vanaf nu wordt Steijn overigens Stein genoemd met een i. Volgens de telling van 1 januari 1825 heeft het 420 inwoners.

De vorming van een zelfstandige gemeente Vrijhoef in 1817 leek een wat onzinnige beslissing. In Vrijhoef, met Kalverbroek, stonden maar enkele huizen, bewoond door 6 gezinnen, samen 51 personen. Het heeft echter nog bijna 10 jaar, tot 1826 geduurd, voordat Stein en Vrijhoef weer één gemeente vormden.

Mr. De Grave wordt burgemeester over een weinig hechte gemeente, die nog bestaat uit de oude buurtschappen, het Land van Stein, Kort Haarlem en Willens, Vrijhoef en Kalverenbroek. Het eerste gebied is het meest welvarend. De grond langs de IJssel was vruchtbaar. Het vee was van goede kwaliteit en de verkoop van boter en kaas op de Goudse markt vormde een beste bron van inkomsten.  Bovendien verbouwde men hennep. Een experiment met het verbouwen van aardappelen en wortelen mislukte, waarschijnlijk vanwege de drassige grond.  In Willens woonden meer arbeiders en daggelders, evenals in Vrijhoef. In 1928 verliest Stein een stukje van haar grondgebied, namelijk Kort Haarlem, aan de stad Gouda. Een aantal van de aan de karnemelksloot wonende inwoners van Stein wordt hierdoor inwoner van Gouda. Gouda zal Stein jaarlijks een vergoeding van fl. 125,= betalen later werd dit fl. 60,=. Dit bedrag is altijd voldaan, tot aan de opheffing van de gemeente Stein bij wet van 1 juni 1870. Bij de opheffing van de gemeente Stein krijgt Gouda er ook de Voor- en Midden-Willens bij. De rest van het grondgebied gaat naar de gemeente Reeuwijk. Wat er precies met Vrijhoef en kalverenbroek gebeurd is, is niet erg duidelijk. In 1858 werd voor Vrijhoef, als deel van de polder Sluipwijk, concesei verleend tot vervenen, bedijken en droogmaken. Gezien het feit dat Vrijhoef en Kalverenbroek nu grotendeels uit water bestaan is men niet verder gekomen dan het vervenen!

In de 20e eeuw werden de heerlijkheden verkocht, diverse malen overgedragen via vererving, maar bleek de heer van Stein nog steeds het recht van verpachting en visserij uit te oefenen. Een eeuwenoud recht dat altijd genoemd werd met de verpachting van het veer. Dat veer bestaat niet meer.
Gouda slokte, ook in de twintigste eeuw, nog meer van het grondgebied van het voormalige gemeente Stein op. In 1963 wordt Gouda’s grens verlegd tot halverwege Achter-Willens. Het gedeelte van het voormalig Land van Steijn vanaf de spoorbaan Utrecht/Gouda tot aan de IJssel komt bij Haastrecht. Het meest noordelijke stukje van het Land van Steijn, de rest van Achter-Willens en Vrijhoef en Kalverenbroek blijven bij Reeuwijk.
Op 1 januari 1985 gaat de gemeente Haastrecht op in de gemeente Vlist.

Het uitgebreide verhaal is te vinden in de Reeuwijkse Reeks nr 7 gedateerd augustus 1994. En uiteraard te lezen in onze museum boerderij. Open van april tot december.

Aan de Twaalfmorgen is dit nog te vinden