Reeuwijkse Reeks nr 4, aug 1992, C.J.van Veen
Wie zich bezig houdt met de geschiedenis van Reeuwijk, wil graag de vraag beantwoord zien hoe het dagelijks leven van haar bewoners eruit zag. Naarmate men verder in de tijd terug gaat, des te moeilijker het wordt om zich daarvan een beeld te vormen. Dat overkwam mij toen ik in de notariële archieven van Gouda op zoek was naar gegevens over onze katholieke parochie in de zeventiende eeuw.
Het is niet bekend wanneer precies de katholieken hun kerk op Reeuwijk-Dorp moesten verlaten. Dat moet in ieder geval voor 1633 geweest zijn, want toen werd er reeds in Randenburg bij Gerrit Jansz van Leeuwen thuis gekerkt. In 1634 werd Johannes Cuystens tot pastor van de rooms katholieke Statie van Randenburg benoemd waartoe Boskoop, Reeuwijk, Middelburg en Sluipwijk behoorden. Hij kwam samen met zijn moeder en zijn drie zusters, Emerantia, Maria en Janneken naar Randenburg. Een eigen woning hadden ze niet. Ze moesten wonen in het voorste gedeelte van het huis van Dirck Meesz.
Over hen vond ik een getuigenverklaring die iets van het leven van deze mensen laat zien. In de zomer van 1636 lag Janneken “sieck aende peste” in bed en zij wist dat haar stervensuur nabij was. Dat was op de tweede augustus, zaterdagmorgen vroeg. Zij wilde haar laatste wilsbeschikking bekend maken, maar er was geen tijd meer om een notaris uit Gouda te halen. Haar broer, pastoor Jan, vroeg twee buurjongens om te komen. Dat waren Willem Dircxsz, de zoon van zijn achterbuur, en Willem Jacobsz die naast hem woonde.
Met zijn drieën stonden ze “omtrent de clocke seven uren” buiten voor het open raam van de kamer waarin Janneken stervende was. Zij hadden zich bewust buiten opgesteld om te voorkomen dat ook zij door de pest besmet zouden geraken, een ziekte waarop in die tijd de dood onontkoombaar en zeer snel volgde.
De twee buurjongens zouden later aan de notaris getuigen dat ze Janneken goed kenden en dat ze haar duidelijk en goed bij kennis hoorden spreken. In hun bijzijn verklaarde ze dat ze haar broer Jan tot enige erfgenaam benoemde, wat ze voor die tijd al diverse keren “met hert ende mondt” aan hem te kennen had gegeven. Zij verzocht aan beide buurjongens haar laatste wil aan de notaris kenbaar te maken opdat deze hiervan een officiële akte zou opstellen.
Op 30 augustus reisde notaris Evert Puttershouck naar Raamburg om de getuigenverklaring in de kamer van Dirck Meesz op te tekenen. Het bijzondere is dat ook bij het klad de officiële akte bewaard is gebleven. Dat moest wel omdat alleen het klad ondertekend was. De notaris kwam voor een tweede keer vanuit Gouda naar Raamburg.
Overgenomen,met toestemming uit de Reeuwijkse Reeks, door Eke Vos.